KB Research

Research at the National Library of the Netherlands

Tag: Dutch

Doe ik het goed? Over certificering in Nederland

doeikhetgoed

De KB neemt deel aan verschillende werkgroepen van de NCDD (Nationale Coalitie Digitale Duurzaamheid). Een van de werkgroepen gaat over certificering van duurzame bewaarplaatsen van digitaal materiaal.  In Nederland zijn er steeds meer organisaties die grote hoeveelheden digitaal materiaal duurzaam bewaren, de KB is er één van, maar ook het Nationaal Archief, Beeld & Geluid, DANS en 3TU hebben grote digitale magazijnen (repositories). Iedereen gaat er van uit dat deze instellingen professioneel werken en dat de digitale collecties daar veilig zijn. Maar toch zal dit vertrouwen periodiek duidelijk aangetoond moeten worden aan externe partijen: via audit en certificering.  De NCDD werkgroep Certificering heeft zojuist een folder gepubliceerd, die je achtergrondinformatie over certificering geeft. Welke methodes zijn er, wat is de meerwaarde, en wie zou zich moeten laten certificeren?  Je kunt de folder downloaden van de NCDD website

Barbara Sierman

Europese uitgevers in Berlijn

Barbara Sierman

De 10de bijeenkomst van de Academic Publishing in Europe (APE) vond afgelopen week plaats in Berlijn onder het motto “Web25: The Road Ahead exploring the Future of Scholarly Communication and Academic Publishing”. Voor de KB is dit een gelegenheid om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen in de uitgeverswereld. Zij leveren ons immers de materialen die wij bewaren – voor langere tijd.

De Europese Commissie, zo vertelde Celina Ramjoué, hecht er groot belang aan om van Open Access (wat in de lezing van Jan Velterop terecht werd aangeduid als een middel en niet een doel op zich) te komen tot Open Science. Gedefinieerd als

The transformation, opening up and democratization of science and research and innovation through ICT, with the objectives of making science more efficient, transparant and interdisciplinary, of changing the interaction between science and society, and of enabling broader societal impact and innovation.

tn_WP_20150121_001

Wetenschappelijke resultaten moeten op grote schaal bereikbaar zijn voor iedere geïnteresseerde. Maar daar moet nog wel wat voor gebeuren. Phil Archer van W3C bepleitte een zorgvuldiger gebruik van meta data standaarden (zie schema.org). Meta data die voor meerdere interpretaties vatbaar is, leidt tot slechte zoekresultaten. Met name het linken van relevante informatie via het web wordt moeilijk als de meta data niet eenduidig door een computer geïnterpreteerd kan worden (slaat een naam op een bepaalde persoon, zijn werk, een plaats etc.). En daar spelen uitgevers een belangrijke rol in. Maar dit is niet de enige hinderpaal. Kosten van publiceren zijn hoog, en met name monografieën (gangbaar in de Humanities en Social Sciences) lijden daaronder. Dat is een risico voor wetenschappelijk publiceren in die domeinen.

Er is uitgebreid gesproken over de voor en nadelen van de (6) Creative Commons licences. Subsidiegevers stellen vaak de eis welke licentie de onderzoeker moet kiezen, als hij op kosten van de subsidiegever het artikel publiceert .Maar wordt hiermee de vrijheid van de onderzoeker aangetast om eventueel zelf nog een commercieel gewin te maken ? En als het artikel niet commercieel geëxploiteerd mag worden, wie betaalt dan de infrastructuur om het artikel duurzaam toegankelijk te houden? De spreker  was kennelijk nog niet op de hoogte van de activiteiten van Nationale Bibliotheken!

Open Access levert voor uitgevers én onderzoeksinstellingen ook de nodige administratieve problemen op (tarievenstructuur, afrekening per auteur, instituutskorting, proceskosten etc.) en vanuit verschillende invalshoeken werd geanalyseerd hoe Open Access zo efficiënt mogelijk geïmplementeerd kon worden. En welke meerwaarde heeft de uitgever nog bij Open Access; is de peer review methode nog van deze tijd en levert die voldoende kwaliteit op?

De impact die onderzoek heeft, wordt deels gemeten aan de hand van citaties, maar het was vrij onthullend te horen dat 50% van de scholarly output niet gelezen wordt (behalve dan door de auteur) en dat 90% zelfs nooit geciteerd wordt. Dat moet beter kunnen. Semantische zoekfaciliteiten en het linken van informatie ziet men als een oplossing. Microsoft probeert door innovatieve oplossingen te verwerken in BING en Office producten in elk geval de wetenschappelijke publicaties beter bereikbaar te maken Ook Jan Velterop bepleitte een optimale verspreiding van research resultaten om, zoals hij het noemde “lamppost research” te vermijden (je ziet alleen dat wat binnen je blikveld valt) door innovatieve (semantische) zoekmethoden te ontwikkelen. Open Access is dus op zich niet genoeg, maar moet vergezeld gaan van methoden om de resultaten toegankelijker te maken. Daar hebben uitgevers [ en bibliotheken] een belangrijke rol in. En pas dan is er sprake van Open Science.

Voor wie meer wil weten van deze conferentie, binnenkort worden video’s en samenvattingen van alle presentaties geplaatst op http://www.ape2015.eu/

Meetup “Digitaal Geheugenverlies” van de VPRO

Als vervolg op de Tegenlicht uitzending van de VPRO over “Digitaal geheugenverlies” was er afgelopen dinsdag een “meetup” in Pakhuis De Zwijger in Amsterdam, waar ruim 100 mensen op afkwamen. De teloorgang van de bibliotheek van het KIT was voor regisseur Bregtje van der Haak aanleiding om deze documentaire te maken. Hans van Harteveld, voormalig directeur van deze bibliotheek, zei aanvankelijk verbijsterd te zijn geweest over de plannen met de bibliotheek. Zijn roman “De verkwanseling van een kroonjuweel”  (Uitgeverij In de Knipscheer ISBN 978-90-6265-862-6) werd ter plekke gepresenteerd en beschrijft de hele gang van zaken.

Bart Krul (Instituut Maatschappelijke Innovatie) interviewde Bas Savenije (namens KB)  en Marcel Ras (namens de NCDD). Leidraad van hun gezamenlijk betoog was dat niet alles bewaard kan worden, dat degene die het verzamelt niet noodzakelijkerwijze ook degene is die het moet bewaren, en dat de uiteindelijke gebruiker de reden is dat we het doen. Maar weten we wat die toekomstige gebruiker wil en maken de ontwikkelingen niet een herdefinitie van kernbegrippen noodzakelijk? Is de definitie van “publicatie” niet te strikt, als daardoor beleidsnotities van Jan Pronk buiten de boot zouden vallen? Door een intensieve nationale samenwerking, zoals nagestreefd door de NCDD (de Nationale Coalitie Digitale Duurzaamheid) kunnen we in Nederland tot een evenwichtig bewaarbeleid komen, om zo het gevreesde verlies te voorkomen.

Hoe helder en bekend dit ook in de oren klinkt van de mensen in de zaal die “in het vak zitten”, mij werd vooral duidelijk dat er een enorme kloof ligt tussen wat men denkt dat we doen als erfgoedsector en wat we feitelijk doen. Begripsverwarring over digitaal geheugenverlies bleek al in de uitzending, die voor een groot deel over de verdwijning van een papieren collectie ging. Onbekendheid bij de VPRO met erfgoedsector in Nederland zorgde er voor dat voornamelijk initiatieven uit de Verenigde Staten (Brewster Khale van Internet Archive, Jason Scott van The Archive Team en ingenieurs die NASA tapes redden) in de uitzending getoond werden. En steeds weer werd de vraag gesteld: waarom moeten we alles bewaren? Het is aan ons daar een antwoord op te hebben, net als Brewster Khale, Jason Scott en Ismail Serageldin, directeur van de bibliotheek van Alexandrië.

Als erfgoedsector doen we veel, maar het is goed te weten van particuliere initiatieven om digitaal erfgoed te behouden en te gebruiken. In de zaal zaten mensen die meededen met The Archive Team, wakker geschud toen Hyves werd opgeheven. Richard Vijgen vertelde hoe hij als grafisch ontwerper gebruik maakt van de geredde website Geocities en  een nieuwe “installatie” maakte van dit materiaal door het opnieuw tot leven te brengen.

De VPRO heeft ons een goede dienst bewezen met deze documentaire en “meetup” (het is vast geen toeval dat de NRC onlangs ook over Internet Archive schreef), hoog tijd om ons eigen verhaal eraan toe te voegen!

Meetup VPRO Amsterdam

Jpylyzer software finalist voor digitale duurzaamheidsprijs

Vandaag maakte de Britse Digital Preservation Coalition de finalisten bekend die in de race zijn voor de Digital Preservation Awards 2014. Deze prijs is in 2004 in het leven geroepen om aandacht te vestigen op initiatieven die een belangrijke bijdrage leveren aan het toegankelijk houden van digitaal erfgoed.

In de categorie Research and Innovation is een op de KB door de afdeling Onderzoek ontwikkelde softwaretool genomineerd: jpylyzer. Met jpylyzer kun je op een eenvoudige manier controleren of JP2 (JPEG 2000) beeldbestanden technisch in orde zijn. Binnen de KB wordt de tool onder meer ingezet bij de kwaliteitscontrole van gedigitaliseerde boeken, kranten en tijdschriften. Jpylyzer wordt ook gebruikt door diverse internationale collega-instellingen.

Jpylyzer is deels ontwikkeld binnen het Europese project SCAPE, waarin de KB projectpartner is. De uiteindelijke winnaars worden op 17 november bekendgemaakt.

Meer informatie over de nominatie van jpylyzer is te vinden op de website van de Digital Preservation Coalition:

http://www.dpconline.org/newsroom/latest-news/1271-dpa-2014finalists

Het volgende artikel is interessant voor wie meer wil weten over jpylyzer, en waarom we zo’n tool eigenlijk nodig hebben:

http://www.kb.nl/research/kb-onderzoek-het-internationale-succes-van-de-jpylyzer-en-wat-is-dat-eigenlijk-voor-ding

Ten slotte is hier de jpylyzer homepage:

 http://openplanets.github.io/jpylyzer/

[vimeo 53693082 w=500 h=281]

‘We kunnen zoveel van elkaar leren’ – Hildelies Balk over de Digitisation Days (19-20 mei)

Op 19-20 mei worden in Madrid de Digitisation Days gehouden. Wat valt er te beleven en waarom zou je erheen gaan? We vroegen het Hildelies Balk van de Koninklijke Bibliotheek, die voorzitter is van het bestuur van de organisator, het IMPACT Centre of Competence (IMPACT CoC). – interview en foto Inge Angevaare

Hildelies Balk leeszaal KB

Hildelies Balk in de leeszalen van de KB

Voor wie zijn de Digitisation Days interessant?

‘Voor iedereen die te maken heeft met gedigitaliseerde, historische teksten. Die zijn vaak moeilijk bruikbaar omdat de leessoftware veel fouten maakt. Dat komt bij voorbeeld omdat het originele drukwerk zelf al slecht was, of omdat de drukletter slecht leesbaar is:

voorbeeld OCR historische tekst

‘De software die de plaatjes moet omzetten in leesbare tekst maakt daarvan:

VVt Venetien den 1.Junij, Anno 1618.
DJgn i f paffato te S’ aö’Jifeert mo?üen/bah
.)etgi’uotbciraetail)i.r/JtmelchontDecht
te / sbnbe bele btr felbrr geiufttceert baer bnber
eeniglje jprant o^fen/bie ftcb .met beSpaenfcbeu
enbeeemgljen bifet Cbeiiupcen berbonbru befe

‘De KB en andere bibliotheken willen dit soort teksten in bruikbare vorm aanbieden aan wetenschappers. Dus zoeken we al sinds 2008 in Europees verband naar methoden om de teksten te verbeteren, liefst automatisch. Het unieke aan het IMPACT Centre of Competence én van de Digitisation Days is dat daar drie belangengroepen bij elkaar komen die elkaar versterken:

  • instellingen met collecties die gedigitaliseerd zijn (bibliotheken, archieven, musea)
  • onderzoekers die methoden ontwikkelen om gedigitaliseerde tekst te verbeteren (beeldherkenning en – verbetering, patroonherkenning, taaltechnologie)
  • leveranciers van producten en diensten voor digitalisering en OCR (optical character recognition).

‘Door de aanwezigheid van al deze mensen krijgt de bezoeker in twee dagen tijd een compleet overzicht van wat er momenteel allemaal mogelijk is – op het gebied van documentanalyse, taaltechnologie en post-correctie van OCR.’

Wat zie jij als het grootste nut van het Centre of Competence en de Digitisation Days?

‘Het IMPACT Centre of Competence helpt erfgoedinstellingen belangrijke beslissingen te nemen. We evalueren bestaande tools en publiceren daarover. Er is zelfs heel goede evaluatiesoftware. En we leveren begeleiding; als een instelling wil gaan digitaliseren kunnen wij ze van advies dienen. Wat zijn de beste tools en methoden in hun specifieke geval? Wat voor kwaliteit mag je verwachten? Wat gaat het kosten?’

‘De Digitisation Days zijn een perfecte manier voor erfgoedinstellingen om elkaar te ontmoeten, uitgebreid ervaringen en kennis te delen. Bijvoorbeeld: Hoe ga je om met leveranciers? Hoe geef je digitalisering een plek in je organisatie? Maar ook: hoe zetten we nieuwe projecten op? Hoe vinden we geldstromen? Op de tweede dag is er een workshop waarin we met belangstellenden gaan praten over de onderzoeksagenda voor digitalisering. Waar moeten we de nadruk op leggen? Meer kwantiteit of meer kwaliteit? Hoe kunnen we de plannen en budgetten van Europa beïnvloeden?’

Nu je het over Europa hebt: IMPACT, IMPACT Centre of Competence, SUCCEED – de aankondiging van de Digitisation Days staat vol met afkortingen. Kun je een beetje orde scheppen in die chaos?

‘IMPACT was het eerste Europese onderzoeksproject voor verbetering van toegang tot historische teksten dat mede op initiatief van de KB in 2008 is gestart. Toen het project afgelopen was, hebben een aantal IMPACT-partners de handen ineengeslagen om ervoor te zorgen dat de resultaten van het project onderhouden en verder ontwikkeld zouden worden. Dat is het IMPACT Centre of Competence. Geen project, maar een staande organisatie.’

Succeed is weer een Europees project en dus tijdelijk. De doelstellingen liggen helemaal in lijn met het IMPACT CoC, en daarom zijn er deels dezelfde partners bij betrokken. Doel is om te zorgen dat eindresultaten van Europese projecten op het gebied van de digitale bibliotheek goed onder de aandacht worden gebracht zodat ze gebruikt gaan worden in de praktijk. In het verleden bleven prototypes nog wel eens op de plank liggen. Dat is zonde van de investering.’

Wordt de stap van theorie naar praktijk echt gezet?

‘Jazeker! Die willen we juist alle aandacht geven. Daarom reiken we tijdens de Digitisation Days de Succeed awards uit – prijzen voor de beste toepassingen van innovatieve oplossingen. De jury heeft onlangs de kandidaten en de winnaars bekend gemaakt.’

Waar verheug jijzelf je het meest op tijdens de Digitisation Days?

‘Op de ontmoeting, het bij elkaar brengen van al die belanghebbenden. Collega’s van andere instellingen, de onderzoekers – juist uit de ontmoeting komen vaak spannende ideeën en oplossingen voort.’

ANADP II in Barcelona

De tweede bijeenkomst van Aligning National Approaches to Digital Preservation (ANADP) vond afgelopen week in Barcelona plaats. De eerste bijeenkomt, in Tallinn in Estonia in 2011, resulteerde in een interessante publikatie http://www.educopia.org/publications met een overzicht van de laatste stand van zaken. En  een reeks aanbevelingen voor verdere discussie (6 in de verkorte versie en 47 in de uitgebreide versie). Om een korte indruk te geven, noem ik enkele belangrijke topics die tijdens deze drie dagen steeds opnieuw onderwerp van discussie waren tijdens de panelsessies,  de actieve werkgroepen en de lezingen van Clifford Lynch (Coalition of Networked Information) die de openingslezing hield en Adam Farquhar (British Library) , die de slotlezing verzorgde.

Clifford Lynch blikte terug wat er sinds 2011 bereikt was. Veel ‘collaboration” (“often just a lot of talking”) dat wel,  maar hij waarschuwde dat deze samenwerking ook tot onderlinge afhankelijkheid kon leiden (“interdependency”) wat een risico kan vormen: gaat het bij een ander mis, dan heb jij daar ook last van. Denk dus van te voren goed na hoe ver de samenwerking moet gaan. Een ander punt betrof de grenzen van digitale duurzaamheid. Zijn die wellicht te nauw? Zouden we ons niet over meer druk moeten maken dan alleen de veilige opslag. Bijvoorbeeld over nieuwe toegangsmogelijkheden, zoals Europeana die biedt. Over informatie die verloren gaat als wij niets doen. Over gewijzigd gebruik en een ander verwachtingspatroon bij gebruikers.  Adam Farquhar constateerde dat de meeste systemen die we nu voor digitale duurzaamheid gebruiken, zijn ingericht op opvraging van één object per keer, maar de nieuwe onderzoekers zien onze collecties als “big data” en willen onderzoek doen op grote aantallen objecten.

Niet alleen in de VS werd een “devaluation of public goods” gevoeld,  nog versterkt  door de krimpende budgetten. “Making the case for digital preservation “ zal steeds belangrijker worden.  Dat kan op verschillende manieren, niet alleen door aan te tonen wat we allemaal bewaren, maar ook door aandacht te vragen voor wat er nu (ongemerkt) verloren gaat. Weten de beleidsmakers wel wat er op het spel staat? Wie maakt zich druk om kleine, lokale krantjes? Of om het bewaren van “public broadcasting”, dat in sommige landen nauwelijks gebeurt, terwijl dat een essentiële bron voor toekomstige onderzoekers is. Welke onderzoeken zijn in de toekomst niet meer mogelijk? Als voorbeeld werd genoemd: hoe komt iemand er over 10 jaar achter hoe lang het reizen van A naar B duurde? Er zijn geen papieren spoorboekjes meer, en niemand bewaart de databases van de spoorwegen.  Het kan ons helpen dat het algemene publiek langzamerhand ook begint te beseffen dat de traditionele manier van overdracht van eigendom voor digitale objecten niet meer werkt. Je bent geen eigenaar meer van je favoriete muziek op Spotify of je favoriete boeken op je Kindle en je kunt ze niet aan je kinderen nalaten.

Tegenwerping is vaak dat we gehinderd worden door de copyrightwetgeving. Dat gaf Lynch direct toe, maar als “digital preservation community” zouden we overeenstemming moeten zien te bereiken over “some sweeping statements” , waarmee we direct de noodzaak voor wijzigingen kunnen aantonen, in plaats van ons in details te verliezen.  

En hoe tonen we aan dat we onze beloften waar maken? Kleine organisaties zeggen soms dat ze “sustainable” zijn voor een bepaalde periode, maar wie controleert dat? Lynch merkte op dat in alle branches sprake is van data verlies, maar dat dit in onze (library) wereld niet lijkt voor te komen. Meermalen is tijdens de conferentie gesproken over het opzetten van een “registry of failures”. Maar er is al een plaats waar de “horror stories” van verloren digitaal materiaal verteld kunnen worden: www.atlasofdigitaldamages.info  

“Economics, the nightmare of sustainability”, (waarbij  “sustainability” volgens Lynch maar al te vaak uitgelegd werd als “somebody else need to pay for his”) was een ander terugkerend onderwerp. Ons antwoord hierop kan gerelateerd zijn aan het feit dat we “public goods’ bewaren:  het is met publieke middelen gemaakt, men heeft er recht op om er toegang tot te houden, en het is een enorme desinvestering als dit verloren zou gaan. Aan de andere kant is het de vraag of we erg veel energie moeten steken in gedetailleerde kostenmodellen.

Luciane Duranti (InterPARES/CICRA) wees er op dat het belangrijk is om de juiste bondgenoten te vinden (de cloud storage providers bijvoorbeeld zouden ook tot onze digital preservation community moeten horen, evenals  leveranciers van systemen en services) en dat we op de juiste plekken moeten zijn, bij UNESCO en bij de conferenties van leveranciers om ons verhaal te vertellen en elkaar te versterken. Ook Chris Greer (Research Data Alliance) pleitte voor meer aansluiting bij andere disciplines en noemde als voorbeeld bio medici die nu beginnen hun collecties duurzaam op te slaan. Zij zouden kunnen profiteren van onze kennis.

Adam Farquhar vatte de trends samen in zijn slotlezing. We zullen overspoeld worden met data en toch moeten we er in slagen digitale duurzaamheid te integreren in onze dagelijkse activiteiten. Dat kunnen we niet meer alleen en zal leiden tot samenwerkingsverbanden en (gezonde) concurrentie met externe partijen die services verlenen. Onderzoekers zullen onze digitale collecties op een andere manier gebruiken, dat vergt aanpassingen in onze systemen (en m.i. mogelijk ook van het OAIS model). Maar bovenal zal de digitale duurzaamheid gemeenschap één consistente boodschap uitstralen; onze activiteiten zijn niet alleen gericht op het gebruik van het digitale materiaal in de toekomst maar ook in het heden.  

Hoe nu verder? Men vond unaniem dat het niet nodig was weer een nieuwe organisatie op te richten om “alignment” te bevorderen, er zijn vele samenwerkingsverbanden die we kunnen gebruiken om bovengenoemde punten verder uit te werken. (Kijk maar eens op  cdb.io/17laZbO  voor samenwerkingen). Wel was er behoefte aan om over enkele jaren weer op deze  strategische wijze over digital preservation te praten. Daar kijk ik naar uit!

Meer dan tekst

Barbara Sierman, Marcel Ras

Op 18 en 19 maart was er een interessante Conferentie in Hannover met als thema: Non-textual Information Strategy and Innovation beyond Text. Verschillende sprekers gingen in op het feit dat wetenschappelijke informatie tegenwoordig meer is dan een artikel of boek. Jan Brase van DataCite riep bibliotheken op hun catalogus niet langer een venster op hun holdings te laten zijn, maar een venster met verwijzingen naar trusted providers van content die elders aanwezig is. En hij gaf een mooie definitie van Research Data: Anything that is foundation of further research is research data. Die definitie kunnen we goed gebruiken voor onze enorme collecties gedigitaliseerd materiaal. Todd Carpenter van NISO wees erop dat er een toename van supplemental files bij artikelen in het algemeen is, en noemde als voorbeeld een biomedisch tijdschrift waarbij aan 95% van de artikelen supplementairy materiaal toegevoegd wordt. Een duidelijke toename in een aantal jaren. Overigens is het meeleveren van supplementair materiaal niet een nieuw, digitaal, fenomeen. Ook in de papieren wereld gebeurd dit.

NISO maakt een onderscheid in drie soorten supplemental files: Integral content, Additional Content en Related Content. (let op, waarschuwde hij, de uitgever bepaalt wat een supplemental file is, niet de vorm waarin deze verschijnt). Dit is uitgebreid beschreven in het NISO rapport: NISO RP-15-2013, Recommended Practices for Online Supplemental Journal Article Materials. Belangrijk om in de gaten te houden wanneer we voor het Internationaal e-Depot policies gaan vastleggen over wat we willen bewaren. Interessante quote van Todd Carpenter: “it is expensive to care for metadata, but it is even more expensive not to care”.

Leibniz

Jill Cousins gaf een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot Europeana.

Guido Herman van STM/Thieme gaf aan dat van de 23.000 STM tijdschriften die jaarlijks verschijnen er 90% digitaal is. Dat zijn ongeveer 1,4 miljoen artikelen per jaar. Dit aantal groeit jaarlijks met zo’n 3%, het aantal tijdschrifttitels groeit jaarlijks met 3,5%. Kon iemand in 1952 nog een Nobelprijs winnen op basis van een artikel van 2 pagina’s met 1 plaatje, nu is dat onmogelijk en dijen de supplemental files steeds meer uit, wat de vindbaarheid en hergebruik niet altijd bevordert. Als feiten moeten leiden tot information en information to knowledge, dan is het dus de vraag of we de ontwikkeling van knowledge nu ook beter voor elkaar hebben. Naast een pleit voor trusted repositories, vroeg hij zich ook af of de auteurs van de wetenschappelijke artikelen en de data niet meer moesten bijdragen aan de sustainability van de datasets.

Puneet KLishor gaf ons een korte vooruitblik op versie 4.0 van Creative Commons licentie, die er binnen enkele weken aan staat te komen. Voornaamste wijziging ten opzichte van versie 3 is dat niet langer het werk zelf gelicentieerd is, maar dat aangegeven wordt welke rechten bij het werk van toepassing is. Voorbeeld was een amateur filmpje waarop mensen op muziek dansen. De muziek valt niet onder het deel waar rechten voor zijn,  het filmpje zelf wel.

Olivier Koepler gaf een demonstratie van een vernieuwde zoekmethode op research data:  het zoeken op statistische curves in een dataset, waarna er een verfijning aangebracht kan worden op vakgebied.

Brian McMahon van de International Union of Christallography (IUCr) deed ons huiveren over de mogelijkheden die in de hedendaagse CIF files zitten (deze hebben we ook in het e-depot) waarbij je vanuit het artikel een animatie kan oproepen om deze vervolgens in specifieke bijbehorende software af te spelen. Met de data bij het artikel kan er voor verschillende views in de animatie gekozen worden. Daarmee ontstaat er een “verrijkte publicatie” van een hoog niveau. Dit is echt een niveau hoger dan een pdf met een plaatje erbij en gaat zelfs verder dan wat wij tot nu toe met onze Enhanced Publications uitgeprobeerd hebben. Gelukkig heeft hij in artikelen beschreven hoe de christallografen het aanpakken, maar voor toegang zullen we ons deze kennis toch eigen moeten maken. Overigens voegt IUCr ook het volledige peer review proces toe aan de data die ze online zetten (en leveren ze deze gegevens zeer waarschijnlijk ook als supplemental files aan het e-Depot). Daarmee kunnen onderzoekers het gehele proces van het artikelen en kwaliteitscontrole daarvan volgen.

Toegang geven tot grote hoeveelheden dat door middel van data visualisaties werd getoond door Microsoft (Rob Fatland) en van Nederlandse bodem vertelde Remco Veltkamp hoe onderzoek naar patronen in muziek het mogelijk gaat maken te kijken of volksmuziek invloed heeft uitgeoefend op latere muziek van de 20ste eeuw. Helaas vielen er wat lezingen uit, onder meer Thomas Bär over digital preservation van AV materialen. Het nieuwe Europese project DuraArk werd gelanceerd door Jakob Beetz van de Eindhoven University, maar helaas was zijn intro zo lang, dat de laatste slide over preservation erdoor heen gejast werd, maar wel om in de gaten te houden. Al is het maar omdat bleek dat de bouw een enorm inefficiënte bedrijfstak is, die dat wil verbeteren door middel van een preservation project!

Al met al een heel leerzame conferentie en voldoende stof tot nadenken en onderzoek.

OAIS in het Nederlands! (OAIS in Dutch!)

Finally, an article on the OAIS model has been written in Dutch. Barbara Sierman of the KB National library of the Netherlands, Research department, wrote “Het OAIS-model, een leidraad voor duurzame toegankelijkheid” in Handboek Informatiewetenschap, issue 62, December 2012. The article describes the most important concepts of the latest version of the standard for digital preservation (2012) in clear terms.

Within the KB, the OAIS model guides the design of the new digital repoitory, and is important to everyone involved in the long-term preservation of digital material – from acquisition to metadata and from IT to online access. The article will also appear in www.iwabase.nl

————————————————————————————-

Eindelijk is er een artikel in het Nederlands verschenen over het OAIS model. Barbara Sierman van de Koninklijke Bibliotheek, afdeling Onderzoek, schreef “Het OAIS-model, een leidraad voor duurzame toegankelijkheid” in het Handboek Informatiewetenschap, aflevering 62 van december 2012. De beschrijving gaat uit van de laatste versie van de standaard voor digitale duurzaamheid (2012) en beschrijft in heldere taal de belangrijkste concepten.

Het OAIS model is binnen de KB leidend bij het ontwerp van het nieuwe Digitaal Magazijn, en is van belang voor iedereen een rol speelt bij het duurzaam toegankelijk houden van digitaal materiaal. Van acquisitie tot metadatering en van IT tot online toegang. Het artikel verschijnt ook in www.iwabase.nl

illustratie5

© 2018 KB Research

Theme by Anders NorenUp ↑